In zijn essaybundel Known And Strange Things schrijft Teju Cole allerlei behartigenswaardige zaken over onderwijs, cultuur en wetenschap. Een flink deel van het boek gaat over fotografie. Zo beschrijft Cole hoe hij bij een fototentoonstelling in Antwerpen zonder erg langs een meterslange kleurenfoto van een bos liep. Wéér zo’n grote foto, dacht hij, waarvan er tegenwoordig zoveel in musea hangen. Aan het eind van de expositie besloot hij nog even terug te gaan naar de bosfoto, getiteld Clearing. De bladeren aan de bomen waren raar, zag hij nu. Versimpeld. Cole las het infobordje. De Duitse kunstenaar Thomas Demand had geen bos gefotografeerd, maar een model van een bos. Hij had eigenhandig 270.000 bladeren uit papier geknipt, in een enorme lijst gezet en van achteren verlicht met een bouwlamp, om het zonlicht te suggereren dat door de takken valt. Die constructie had Demand op de foto gezet. En vervolgens vernietigd, zodat alleen de foto overbleef. Van het oorspronkelijke kunstwerk restte slechts een fotografische herinnering (normaal te zien in het MoMa in New York). Demand deed dit allemaal met opzet, maar Cole moest denken aan schilderijen die per ongeluk verloren zijn gegaan, bijvoorbeeld door brand of oorlog. Hij noemt Vincent van Gogh’s De schilder op de weg naar Tarascon (1888), dat in 1945 het geallieerde bombardement op Maagdenburg niet overleefde en Gustave Couberts De Steenhouwers, dat in Dresden hetzelfde lot onderging. Van beide schilderijen zijn alleen nog foto’s over. ‘Fotografie is eerst en vooral geheugenkunst,’ stelt Teju Cole vast.
Geef een antwoord