De Tour de France blijft altijd een slopend spektakelstuk. Maar wie de spiffe lichtgewicht fietsen van nu ziet, de overdaad aan ploegleiders, mecaniciens en masseurs en de ‘lengte’ van de etappes (alleen bij uitzondering langer dan tweehonderd kilometer), kan alleen met verbijstering en ongeloof het hoofd schudden als hij leest over de Tour van 1926. Wielertijdschrift De Muur bracht er een speciaal nummer over uit, geschreven door Koos Schwartz: “De langste Tour; Hoe Lucien Buysse de Ronde van 1926 won”. Je weet niet wat je leest. Niks verplaatsingen per trein of vliegtuig, de ronde werd geheel per fiets en aaneengesloten afgelegd. Het was met 5.745 kilometer de langste Tour ooit. (Die van dit jaar meet 3.516 kilometers.) De langste etappe was 433 kilometer. De start was in Évian. Van daaruit ging het noordwaarts via Metz naar Duinkerken, Brest, Bordeaux, Bayonne, Pyreneeën, Toulon, Briançon, opnieuw Évian en van daar door naar de finishplaats Parijs. Het vertrek was doorgaan ’s nachts om twee uur. De laatste renners kwamen soms twintig uur later aan. Materiaalpech dienden ze zelf te verhelpen. Per etappe moesten soms wel tien lekke banden (tubes, dus zonder binnenband) gerepareerd worden. Gebroken frames, verbogen voorvorken, kapotte remmen, het was aan de orde van de dag. De meeste wegen, zeker die over de bergen, waren onverhard, en door het slechte weer niet zelden veranderd in moddergeulen. Winnaar was de onverzettelijke Vlaming Lucien Buysse. Niet alleen omdat hij de beste was, maar ook omdat hij de minste pech had, wat trouwens best eens met elkaar te maken kan hebben. Hij sloeg zijn slag in de Pyreneeën-etappe Bayonne-Luchon, ‘de zwaarste etappe ooit’. 326 kilometer, over onder meer de Aubisque, de Tourmalet, de Aspin en de Peyresourde. Een wrede ijsregen teistert de coureurs. “Renners stappen af om zich in herbergen of cafés op te warmen. Ze kopen of krijgen hete koffie en cognac die ze naar binnen klokken. In dorpjes hebben bewoners en supporters vuren gemaakt tegen de kou. Renners warmen zich daaraan. Sommigen zijn lang in de weer om met verkleumde handen een nieuwe band te leggen. Of om modderbrokken uit hun ketting te peuteren en slijk te verwijderen dat vastzit tussen voorvork en wiel. Bij de controleposten zijn ze nauwelijks in staat hun handtekening te zetten. Bij de ravitaillering en in kroegen gieten ze hete koffie over hun verkleumde handen. Tourdirecteur Desgrange ziet een renner over zijn handen plassen.” Lucien Buysse zat 238 uur en drie kwartier op de fiets. Zijn voorsprong op nummer twee, de Luxemburger Nicols Frantz, was 1 uur 22 minuten. De nummer laatst, André Drobecq, deed er bijna 27 uur langer over.
Geef een reactie