Als er in de tijd van Jan Weissenbruch (1822-1880) al uitgebrande auto’s hadden gestaan in de straten van Culemborg, had hij die ook meegeschilderd. Net zo precies en realistisch als de Goilberdingerpoort, de Scherpenhoek en de binnenplaats bij het stadhuis. En de waardsluizen te Kinderdijk, de houtvlotten in de Rotterdamse zalmhaven, het hofje aan de Nieuwe Haven in Den Haag en het Sint-Catherinagasthuis in de Beelstraat te Arnhem met de Sint-Walburgkerk. Weissenbruch schilderde halverwege de negentiende eeuw al in de levensechte fotografische stijl die pas veel later modern zou worden. In Teyler’s Museum te Haarlem is een fraai overzicht van zijn werk te zien. Soms heeft hij de werkelijkheid een beetje naar zijn hand gezet, als hem dat in de compositie te pas kwam. De Steigerpoort in Leerdam stond op zijn schilderij plotseling achterstevoren. En het standbeeld van Coster op de Grote Markt van Haarlem lijkt plotseling tien keer zo groot. Maar overal glanst dat milde zomerse zonlicht, dat de wereld van toen tot een onweerstaanbare idylle maakt. Waar is het misgegaan?
Geef een reactie