De jonge Bach was al vroeg een groot kenner van de bouw van kerkorgels. Op 18-jarige leeftijd werd hij door de burgemeester van Arnstadt ingehuurd om het nieuwe orgel te inspecteren en vast te stellen ‘of de achthonderd florijnen die de stad voor de bouw van het nieuwe orgel had gevoteerd goed besteed waren’. Bach liet er geen gras over groeien en ging meteen aan de slag. ‘De volgende paar dagen had hij zijn technische kennis hard nodig. Hij mat de winddruk en de dikte van de pijpen (en keek meteen of er niet op de kosten was beknibbeld door bij buizen die je toch niet zag lood te gebruiken in plaats van tin), controleerde de klankkleur van de tongwerken en speciaal van de drie grote zestienvoetsregisters, plus de aanslag en het terugveren van de toetsen. Dankzij Emanuel (Bach’s zoon) weten we dat het eerste wat zijn vader gewoonlijk deed als hij een orgel uitprobeerde, was te bezien of het “goede longen” had. “Om daarachter te komen, trok hij alle registers open en speelde hij voluit, zo vol en zo rijk mogelijk. De orgelbouwers verbleekten dan vaak van angst.”’
(John Eliot Gardiner, Bach, Muziek als een wenk van de hemel, p. 128.)
Zie ook: Slecht nieuws
Geef een reactie