Natuurlijk is Erik of het klein insectenboek (gratis verkrijgbaar in de bibliotheek), in alle kranten neergesabeld door de Amsterdamse literatuurjunta. Want Bomans, dat kan niet meer. Dat kon eigenlijk nooit, want Bomans was een humorist en een geinponem, en hij was veel te vaak op tv. En dat Erik, ach, ouwe meuk, achterhaald, oubollig. Ze vergeten – hebben nooit geweten, hebben nooit WILLEN weten – dat Godfried Bomans een fenomenaal stilist was, misschien wel de grootste die we ooit hebben gehad. Hij steekt zonder enige moeite die hele Arnon Grunberg in zijn linker- en A.F.Th. van der Heijden in zijn rechterachterzak. Een groot stilist? Is dat genoeg? Ja, dat is genoeg.
Op een ochtend, juist toen Erik het gevaarlijke besluit genomen had om maar te vertrekken en de lijst op zijn eentje te zoeken, ging de deur van de ontbijtzaal open en kwam de vlinder binnen. Ieder legde zijn mes en vork neer, en bleef met open mond kijken. Ook Erik was verbaasd. Hij had vroeger, op weg naar school, vaak genoeg vlinders gezien en er zelfs twee opgeprikt aan de binnenkant van zijn lessenaartje. Maar van zó dichtbij en in die grootte had hij er natuurlijk nooit een kunnen bekijken. Het was een verrukkelijk gezicht. Zacht lila waren de doorzichtige, teer generfde vleugels, en in het midden van elk vlamde een purperen pauweoog, zo diep van gloed dat zij leefden en zelfstandig rondkeken. Er liepen kreuken en vouwen over, als waren zij zopas ontplooid, en ook de vlinder zelf scheen jong. Zij stond hoog en rank op de poten en keek met haar grote vochtige ogen oneindig verbaasd en schroomvallig in het rond.
Geef een reactie